Bas Begeer kreeg in 1975 de hoge onderscheiding van Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Bas Begeer kreeg in 1975 de hoge onderscheiding van Officier in de Orde van Oranje Nassau. Foto:

Bas Begeer; een kleurrijk, markant en veelzijdig man

“Mijnheer de voorzitter, mijn partij schrijft het woord Rendement met een Hoofdletter”, zo sprak mr.S.A.C.Bas Begeer (1922-1998) in één van zijn eerste raads-vergaderingen onbeschroomd.Dit optreden noemde toenmalig burgemeester Van der Haar nadien een “theatraal meesterstukje”. Geheel vreemd was dit ook weer niet, want het nieuwe VVD-raadslid was een enthousiast amateur-toneelspeler. Als geen ander was hij “in staat de raad en het college te bespelen”, merkte Van der Haar eens op. Met zijn persoon kreeg de raad een kleurrijk, markant en veelzijdig bestuurder. Een krachtige persoonlijkheid, niet zonder lef en behendigheid opererend.

door: Cees Bremmer

Bas Begeer werd in 1970 lid van de gemeenteraad van Voorschoten en bleef dit bijna 12 jaar lang. Bijzonder is dat hij deze periode in 1978 voor 4 jaar onderbrak,om daarna nòg bijna 4 jaar, tot eind november 1985, opnieuw raadslid te zijn. Hij was geruime tijd voorzitter van de VVD-fractie (1972-78) en daarna vanaf 1982 nog vice-voorzitter. Bij zijn definitieve vertrek in 1985 prees burgemeester Cannegieter zijn “indrukwekkende staat van dienst in het bestuur van Voorschoten”. Daarvóór kreeg hij in1975 al de hoge onderscheiding van Officier in de Orde van Oranje Nassau. Niemand minder dan de latere premier Ruud Lubbers, toen nog minister van Economische Zaken, wenste hem daarmee als eerste geluk op een door Begeer in het Rotterdamse museum Booymans van Beuningen georganiseerde tentoonstelling “Mensen in Zilver”. Met zijn achtergrond was hij groot kenner van edelmetalen, zoals zilver en goud. Hij deed veel onderzoek naar en publiceerde over zilvermerken en -smeden.Bijna 30 jaar was hij bestuurslid en ambassadeur van het Nederlands Goud-, Zilver en Klokkenmuseum te Schoonhoven.

Zijn belangstelling ging vooral uit naar, wat toen heette, openbare werken; zo hielden bestemmingsplannen als die van de nieuwe wijk Starrenburg hem sterk bezig. Verder was hij gericht op personeelszaken en op de commissie beroeps- en bezwaarschriften. Toen begin jaren ’80 op de weekmarkt, een kwestie tegen gemeentelijk optreden speelde, riep Begeer de gemeenteraad tot een descente op. Bijna niemand wist wat hij ermee bedoelde! Hij duidde -als jurist- op een juridisch begrip: het woord descente is afgeleid van het franse werkwoord descendre, dat af- of neerdalen betekent. De rechter of oordelende instantie verlaat zijn zetel en daalt bij wijze van spreken letterlijk af en gaat ter plekke de situatie bekijken om zich zo een oordeel over de omstreden kwestie te vormen. En dus bezocht o.l.v. Begeer een raadsdelegatie de vrijdagse weekmarkt om met marktkooplieden over hun bezwaren in gesprek te gaan. Voor de betrokken raadsleden een indrukwekkende gebeurtenis, weet ik uit eigen ervaring!

Een ietwat solistische inslag was Begeer niet vreemd. Anders dan veel Voorschotenaren was hij fervent voorstander van de aanleg van Rijksweg 11, die in zijn visie “de verkeersdruk in het dorp zou doen afnemen”. Je kunt niet aan de ene kant jammeren over verkeersdrukte en anderzijds je ogen sluiten voor alternatieven, vond hij . Zijn stijl van optreden was duidelijk en direct, aan gedraai had hij een hekel. Niet iemand die zijn standpunt door de mode of de waan van de dag liet bepalen. “Ik behoor tot degenen die er maling aan hebben wat door anderen gezegd gaat worden of gevonden. Ik heb het gevoel dat ik functioneer vanuit mijn eigen opvattingen”,zei hij over zich zelf.

“Doen wat je meent je moeten doen, of dat nu applaus oplevert of niet”, typeerde burgemeester Cannegieter hem, die over Begeer ook zei dat hij “graag de aristocratische tic in de democratische borrel was”. 

Kortom: een levenshouding van deze voormalige president directeur van de Koninklijke Van Kempen en Begeer vanuit het “adeldom verplicht”. Onlosmakelijk verbonden met onkreukbaarheid, belangeloosheid en toewijding aan het recht en algemeen belang. Kwaliteiten, zei Cannegieter nog, die wij node in het openbaar bestuur,waar de opportunist steeds betere kansen lijkt te krijgen,kunnen missen. 

Begeer hekelde bij zijn vertrek de toegenomen tendens onder raadsleden van wat hij noemde, “het sterke letten op de achterban en tribune”.Bij ons als VVD is dat gelukkig niet zo, voegde hij eraan toe. Velen zagen Begeer als een conservatief bestuurder. Daarover zei hij: “het goede moet je behouden,maar ik denk niet dat ik behoudend ben”.Daarmee had hij een punt, gelet op zijn opvallende maatschappelijk betrokkenheid,ook buiten het bedrijfsleven. Hij was o.a. jarenlang voorzitter van het jeugdbuurthuis De Sperwer in Leiden En spande zich met een succesvolle lobby bij de gemeente Leiden en het ministerie van Sociale Zaken in voor een compleet nieuw gebouw toen het oude ivm stadsvernieuwingsplannen moest wijken. Ook was hij langdurig bestuurslid van het Koningin Julianafonds en medeoprichter van het Nationaal Jeugdfonds, later beter bekend als “Jantje Beton”.En actief lid van het Club- en Buurthuiswerk in Nederland. Hij gold verder als belangrijk stimulator van de Voorschotense Paardenmarkt en medeoprichter van de remonstrants doopsgezinde kring alhier. 

Begeer had, mede door zijn degelijke Leidse gymnasium opleiding, een echte talenknobbel. Hij sprak door zijn huwelijk vloeiend Deens, en daarnaast Italiaans, Frans, Duits en Engels. In de Tweede Wereldoorlog werd hij door dwangarbeid in Duitsland aan een draaibank tewerkgesteld, tussen een groep Italianen. Hij volgde daarop een snelcursus Italiaans, door zijn goede kennis van het Latijn niet al te lastig, waardoor hij vervolgens als tolk Italiaans-Duits kon fungeren.

Na zijn vertrek uit de raad in 1985 verliet hij niet alleen Voorschoten,maar ook Nederland om zich in België in de gemeente Schoten te vestigen, waarmee Voorschoten lange tijd een jumulage onderhield. In 1983 had hij na ca 25 jaar al afscheid genomen als directeur Van Kempen & Begeer. De teloorgang van “zijn Zilverfabriek“ in Voorschoten door hevige concurrentie uit Azië ging hem uiteraard ter harte. Een jaar daarvoor was zijn Deense vrouw Kirsten Baatrup aan een agressieve vorm van kanker overleden waaraan hij zelf, inmiddels hertrouwd met Lous Kuyck, eind 1998 na een kort ziekbed op 76 jarige leeftijd in Leuven eveneens zou overlijden. Zijn rouwkaart vermeldde opvallend met ere Oud-Gemeenteraadslid van Voorschoten!