Het Ambachts- en Baljuwhuis, in 1615 moest Maria van Wassenaar er afstand van doen, nu is het pand weer in Wassenaarse handen. Jane Koopstra schreef er een sprookje over. Foto: Jane Koopstra.
Het Ambachts- en Baljuwhuis, in 1615 moest Maria van Wassenaar er afstand van doen, nu is het pand weer in Wassenaarse handen. Jane Koopstra schreef er een sprookje over. Foto: Jane Koopstra. Foto:

Heren van Wassenaar na 400 jaar terug in Voorschoten

Negen april 1615 was een zwarte dag voor de nazaten van het geslacht van Wassenaar. De laatste erfgename, Maria van Wassenaar, was getrouwd met Jacques de Ligne, een Zuid-Nederlandse edelman. Daar was niets mis mee, maar jaren later tijdens de 80-jarige oorlog zaten de De Lignes in het verkeerde kamp, namelijk dat van het Spaanse gezag. De prijs was het opgeven van de bezittingen in de noordelijke Nederlanden, waaronder het Ambacht Voorschoten.

door: Jane Koopstra

De kleinzoon van Jacques, Lamoral, kwam tijdens het 12-jarig bestand ( 1609 – 1621) met zijn echtgenote Marie de Melun naar Den Haag om zaken te doen. Hem viel het zwaar, zijn echtgenote was praktischer. “Lamoral, schatje, maak je niet zo druk, het is maar een Ambacht, je hebt er nog meer. Lamoral dacht daar anders over. Hij had Leiderdorp al moeten verkopen en nu ook Oegstgeest. De bezittingen waren al zo’n vier eeuwen geleden door de Graaf van Holland aan zijn voorvaderen in leen gegeven, hij was een man van tradities; hij gaf niet om geld en had altijd via zijn schout en baljuw zijn onderdanen zo goed mogelijk gediend. Hoe kon je het volk dienen als je er geen zeggenschap meer over had? Marie voegde nog toe: “maar het blijft toch in de familie, Johan (van Duivenvoorde) is toch een verre tak van de familie, die bovendien al heel lang in het Ambacht woont? Misschien kun je het in rustiger tijden weer terugkopen”. 

Marie had al diverse bestemmingen voor het geld in gedachten en hakte de knoop door. Het had slechter gekund. Nu Johan baas in eigen Ambacht was, bouwde hij een prachtig Regthuis, het Ambachtshuis, zodat er voortaan in stijl kon worden vergaderd en recht gesproken.

het Ambacht Voorschoten bleef aantrekkelijk voor
(de heren van) Wassenaar

De eeuwen verstreken, maar het Ambacht Voorschoten bleef aantrekkelijk voor (de heren van) Wassenaar: het behoorde tot de 10 mooiste en groenste dorpen in de regio en had legio recreatiemogelijkheden. Dat leidde tot een hechte samenwerking. Het schuurde wel, want “twee kapiteins op één schip”, maar de bedoelingen waren nobel. Toch werd de “verloving” verbroken. De bruid die eerst zo begeerlijk was gebleken, bracht nauwelijks een bruidsschat met zich mee, eerder schulden en achterstallig onderhoud.
Toen kreeg Voorschoten alsnog iets dat Wassenaar niet had en waar zelfs een degelijke bruidsschat bij verbleekte: de status UNESCO Werelderfgoed! Tja, dat was een gemiste kans. Maar de heren van Wassenaar waren niet voor één gat te vangen. Het kloppend hart van het historische centrum van de Gemeente, het symbool van die onafhankelijkheid 400 jaar geleden, het Ambachtshuis, was te koop. Wassenaar had wel gespaard – want hoe rijker hoe steviger de hand op de knip – en zo kon het gebeuren dat de parel in de kroon van Voorschoten kon worden toegevoegd aan die van Wassenaar.

Je vraagt je af wat Lamoral en Marie ervan zouden hebben gevonden.
Marie had er waarschijnlijk niet wakker van gelegen; ze had het geld al lang uitgegeven, maar Lamoral kon geen vreugde vinden in de gang van zaken. “Vroeger hadden traditie en trouw toch een andere betekenis” verzuchtte hij. “Het gaat nu meer dan ooit nog slechts om het geld”. Van terugkopen was allang geen sprake meer.