Daan Verschoor boekt successen als fokker
AlgemeenDaan Verschoor (73) werd geboren aan de Rijndijk, toen die straat nog bij Voorschoten hoorde. Het gezin Verschoor had liefst twaalf kinderen. Na de Rijndijk woonde hij onder andere op de Molenlaan en in de Voorstraat. Op een gegeven moment werd hij door zijn vader meegenomen naar de kortebaandraverij in Lisse. Er ontstond een liefde voor paarden, die tot op de dag van vandaag voortduurt. Vol enthousiasme vertelt hij over zijn passie.
door: Hans Douw
‘Op een gegeven moment ben ik begonnen met het fokken van paarden. Dat is een vak apart. Het begint ermee dat ik een merrie en een hengst met een bepaalde bloedlijn aan elkaar koppel. In elke merrie moet Frans bloed zitten. Franse merries hebben de juiste grootte en beschikken over een goede conditie. Vervolgens zorg ik ervoor dat het veulen volop beweegt. Ik fok paarden, geen varkens, dus bewegen is heel belangrijk.
Dat betekent wel dat mijn dieren meer voedsel nodig hebben, maar dat geeft niet. Ze moeten zich ontwikkelen en groeien, daar hoort gezonde voeding bij. Vervolgens is het belangrijk om ze hard te maken. Dat betekent bijvoorbeeld dat ze gewend moeten raken aan verschillende weersomstandigheden, zodat ze mentaal weerbaar worden.
Na 1,5 jaar start het proces van beleren en trainen. In de periode die volgt is zowel inspanning als rust van belang. Na drie jaar kunnen ze aan wedstrijden gaan deelnemen. Het succes van een paard is voor de helft afhankelijk van de fokker en voor de helft van de trainer en de rijder.
In de afgelopen vijf jaar hebben mijn paarden twee keer het kampioenschap der driejarigen op Duindigt gewonnen. Dat is een zeer belangrijke prijs in de drafsport. Alleen de beste merries van Nederland doen daar aan mee. De laatste keer won Malou Vredebest met trainer Jeroen Engwerda en rijder Jaap van Rijn.
Ik ben ooit samen met Hans Westgeest begonnen met fokken. Wij noemden al onze paarden Vredebest, vernoemd naar de gelijknamige boerderijen. Hans is enige tijd geleden overleden. Tientallen jaren hebben wij zeer intensief samengewerkt. Ik mis hem heel erg. Het is jammer dat hij het recente succes niet mee heeft kunnen meemaken.
Ik heb mijn leven lang in de vleeshandel gezeten. Ik kocht duizenden schapen op hele grote boerderijen in Polen, waarna ik ze doorverkocht aan afnemers in onder andere Engeland en Ierland. Polen zat destijds nog achter het ijzeren gordijn. Het slachten gebeurde vooral in Leiden. Ik ben lange tijd directeur geweest van het Leidse slachthuis. Het waren gouden jaren. Op een gegeven moment is het slachthuis terug gegaan naar de gemeente. De markt is sowieso veranderd inmiddels. Nu worden er tonnen hamburgers gedraaid, dat was vroeger anders.
Ik ben al heel lang betrokken bij de Voorschotense paardenmarkt. Die gaat mij aan het hart. Ik vind het belangrijk dat de markt goed voorzien is van voldoende vee. Sommige jaren leek het aanbod beperkt te zijn, maar dat pikte ik dan niet. Ik belde dan mijn netwerk af om bevriende handelaren met hun paarden naar Voorschoten te halen.
De paardenmarkt draait om de paarden. Daarom vind ik het ook belangrijk dat er op die dag voldoende ruimte is voor het vee in de Voorstraat. Soms is dat strijdig met de belangen van de horeca, maar het draait toch om de handel. De paarden staan voorop!’